De darm bevat bacteriën die samen ongeveer anderhalve kilo wegen. Tachtig procent van de darmflora wordt gevormd door drie stammen: Firmicutes (55%) waartoe Faecalibacterium en Ruminococcus soorten behoren. Bacteroïdetes (28%) omvat Bacteroïdes en Prevotella soorten. Verrucomicrobia waartoe Akkermansia behoort.

Lactobacillus spp
Lactobacillus vormt een gunstige bacteriegroep die bestaat uit veel soorten. Lactobacillen behoren tot de stam Firmicutes en de klasse Bacilli. Het zijn melkzuurbacteriën. Lactobacillus is een bekende bacterie die voorkomt bij mens en dier. Ze komen overal in ons lichaam voor. Er zijn geen schadelijke soorten; zij veroorzaken geen ziekte. Hoewel zij een beschermde rol spelen, komen zij niet in hoge aantallen in de darm voor. Normale aantallen Lactobacillus spp. bedragen 1,0∙10 6 miljoen bacteriën per gram ontlasting.

Enterococcus
Enterococcusis eengeslacht van gram-positieve melkzuurbacteriën die normaal in de menselijke darmen:Enterococcus faecalis (90-95%) en Enterococcus faecium (5-10%). Enterococcus faecalis kent ook schadelijke soorten, die met name in de plasbuis en in de mond klachten kunnen veroorzaken. Normale aantallen bedragen 1,0∙10 6 miljoen bacteriën per gram ontlasting

Escherichia coli
Dit is een bacterie die in de darm thuishoort. Zij helpen voedsel te verteren en produceren vitamine K. De normale aantallen liggen rond 1,0∙10 6 miljoen bacteriën per gram ontlasting. E.coli behoort tot de klasse Enterobacteriaceae, die ook schadelijke soorten omvat.

Bifidobacterium soorten
Bifidobacterium soorten behoren tot gunstige darmbacteriën. Gemiddeld liggen de aantallen rond een miljard (1.0·10 9) per gram ontlasting. Ontlasting bevat dus gemiddeld duizend maal zoveel Bifidobacterium spp. als Lactobacillus spp. of E.coli. De aantallen Bifidobacterium spp. variëren per individu. Vaak ziet men hoge waarden na gebruik van probiotica of gebruik van yoghurt, waar deze bacteriën aan toegevoegd zijn. Hoge waarden hebben geen nadelige gevolgen en zullen geen klachten geven. Wanneer de Bifidobacterium spp. aantallen laag zijn, heeft men daar niet veel last van.

Enterotypen
Soorten Enterotypen: Bacteroïdes, Prevoltella en Ruminococcus. Studies hebben aangewezen dat de meeste mensen een bepaald type darmflora heeft. Dit type wordt gedomineerd door een specifieke belangrijke bacteriesoort, men noemt dit ook wel enterotype. Het patroon hoort als het ware bij je en kan in principe je hele leven aanwezig blijven. Dat neemt niet weg dat de aantallen bacteriën beïnvloed worden door voeding.

Enterotype 1: bevat meer Bacteroïdes soorten, bacteriën die meer methaangassen produceren. Deze bacteriën veroorzaken winderigheid en ook kan er constipatie ontstaan.

Enterotype 2: heeft hoge aantallen Prevotella soorten. Vooral de consumptie van granen doet de aantallen Prevotella toenemen. Men ziet een toename vaker bij darmziekten. In dat geval wordt de consumptie hiervan afgeraden.

Enterotype 3: bevat meer Ruminococcus soorten die gericht zijn op het verteren van plantmaterialen. Deze groep werkt samen met Akkermansia. Wanneer je niet genoeg groenten eet, kunnen er bij lage waarden klachten ontstaan.

Akkermansia en Faecalibacterium
Akkermansia (3-5% van de darmflora) en Faecalibacterium (10% van de darmflora) spelen een sleutelrol in het handhaven van een gezonde slijmlaag en bescherming van de darmwand. Beide bacteriën zetten plantenvezels om in voedsel voor darmbacteriën en dragen op die manier bij tot de vorming van een gezonde slijmlaag.

a. Akkermansia. Zowel een daling van de aantallen als een toename van Akkermansia muciniphila gaat samen met een niet goed ontwikkelde slijmlaag.

b. Faecalibacterium is een bacteriesoort die een goed evenwicht tussen andere bacteriesoorten bewaart. Lage aantallen Faecalibacteriumprausnitzii komen vaker voor bij ontstekingsziekten. Bij voedselallergieën zijn er vaak lage waarden van beide bacteriën. De consumptie van groenten zorgt voor goede aantallen Akkermansia en Faecalibacterium.

Candida soorten
De ontlasting van een gezonden darm bevat niet meer dan 1000 cellen per gram ontlasting. Men spreekt van een toename boven de 3000 cellen per gram. Een sterke toename van Candida albicans gaat vaak gepaard met een afname van de gezonde darmflora.

Vertering
De markers voor de vertering van voedsel spelen een belangrijke rol in de diagnostiek.
a. Zuurtegraad. Een te hoge of een te lage pH duidt op een verstoord milieu.
b. Onverteerde voedselresten komen terecht in de ontlasting wanneer er niet goed wordt gekauwd.
c. Bij een dieet rijk aan zetmeel kan een hoog zetmeelgehalte van de ontlasting optreden. Dit heeft een ongunstig effect op de darmflora en stimuleert groei van gisten.
d. Een hoog vetgehalte duidt op een aandoening van de galwegen of de alvleesklier, een glutenallergie of beschadiging van de dunne darm.

Inhoud

Het pakket DARMFLORA bestaat uit de analyses:

• Module Vertering
  • pH (zuurtegraad)
  • Vet
  • Zetmeel
  • Plantvezels
  • Kleur
  • Consistentie
• Module Darmflora panel 1
  • Enterobacteriaceae/E.coli
  • Enterococcus spp.
  • Lactobacillus spp.
  • Bifidobacterium spp.
• Module Darmflora panel 2
  • Akkermansia muciniphila
  • Faecalibacterium prausnitzii
• Module Candida
  • Gisten – waaronder Candida albicans
  • Schimmels
• Module Enterotype
  • Bacteroides spp. (Enterotype 1)
  • Prevotella spp. (Enterotype 2)
  • Ruminococcus spp. (Enterotype 3)