Verteringsproblemen kunnen ontstaan door een geïrriteerde of beschadigde darmwand, een tekort aan enzymen of galzuren en de markers voor de vertering van voedsel spelen een belangrijke rol in de diagnostiek. Een te hoge of te lage zuurtegraad van de ontlasting kan duiden op een verstoring van de darmflora en wanneer er onverteerd voedsel, slijm en een afwijkende consistentie wordt aangetroffen in de ontlasting, duidt dat op een dieetfout of een darmaandoening. Het niet verdragen van zetmeelrijke producten, kan het zetmeelgehalte van de ontlasting toenemen en zorgen voor een toename van gisten, zoals Candida soorten. Een toename van het vetgehalte hangt samen met een aantal ziektebeelden: aandoeningen van de lever, galblaas of alvleesklier. Het vetgehalte kan ook toenemen bij mensen met coeliakie wanneer er gluten worden geconsumeerd, darmontstekingen, parasieten of gebruik van maagzuurremmers.

De module VERTERING bepaalt de parameters:

• pH (zuurtegraad)
• Vet
• Zetmeel
• Plantvezels
• Kleur
• Consistentie